Pieter
Corneliszoon Hooft
1. Wat waren de belangrijkste ideeën die
Hooft met zijn werk wilde uitdragen? Noem er drie.
* In de tekst staat dat Pieter Conerliszoon Hooft vond dat: “Leidinggevenden het landsbelang boven
eigenbelang moeten stellen en hun ondergeschikten goed zouden moeten
behandelen”. Dit houdt in dat Hooft
vond dat je als leider nooit jezelf of je eigen belangen voorop moest stellen
maar de belangen van het land.
* Ook kun je uit de tekst halen dat
Pieter nog enthousiaster werd toen hij bij zijn bezoeken in Italië en Frankrijk
de kunst van de renaissance en de oudheid leerde kennen zoals hij dat nog niet
kende. Toen Corneliszoon weer terugkwam in Amsterdam vond hij dat Nederland
hier een voorbeeld aan moest nemen dus legde hij zich toe op modernisering van
de Nederlandse literatuur.
* Als laatste heb ik uit de tekst
kunnen halen dat Pieter Hooft vaak verliefd was en alle gevoelens tussen
wanhoop en geluk bij hem te vinden waren. Dit uitte hij dan ook in zijn werken.
2. Lees het Deuntje,
op deze pagina, dat begint met ‘Als Jan Sijbrecht zou belezen’. ( Zie “deuntje “ hieronder )
Deuntje
Op de wijs: Si c’est pour mon pucellage
Als Jan Sijbrech zou belezen
en haar sprak van liefde an,
zei ze: ‘Ja, maar Janneman,
zou het Reine Liefde wezen,
die gij mij geeft te verstaan?
die…verstaan: Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
‘Reine Liefd’ van d’allerreinste’,
zeid’ hij, ‘Sijbrech, bolle meid!’
‘Wel’, zei zij, ‘dat’s goed bescheid,
’t huw’lijk is op ’t allerheinste,
Jan, ik wil ’t met u bestaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
Vijftig builen in twee slagen
smeet hem laatst de boze feeks
met een wakk’re sleutelreeks.
Als hij toen began te klagen,
zei ze: ‘Jan, wat gaat u aan?
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
Zij heeft een zweep ontboên uit Polen,
die ze bij haar kammen hangt.
Als haar dan een lust bevangt,
zegt ze: ‘Jan, licht op uw zolen,
hippelt luchtig, onbelaên.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
Jan bestond zijn wijf te vragen:
‘Was het u al Reine Liefd’?’
Sijbrech zeide: ‘Ja ’t ontdieft!
Daarom moet gij mij verdragen
als ik lust heb wat te slaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
‘Wel, verdraag dan ook mijn smijten’,
zeide Jan, en stelde doe
ook een bos met sleutels toe.
En als zij begon te krijten,
kreet hij daar weer tegen aan:
‘Reine Liefd’ kan niet vergaan!’
Wildij Reine Liefd’ doen duren?
Voegt er Reine Liefde bij,
want de Liefd’ aan ene zij
kan in korte tijd verzuren.
Hangt ze beide zijden aan:
Reine Liefde’ kan niet vergaan!
a. Omschrijf kort (in maximaal 100 woorden) de rol van Jan en de rol van
Sijbrech in dit lied.
In dit lied gaat het over een
jongeheer Jan en een mooie dame Sijbrech. De jongeheer is hartstikke verliefd
op de mooie dame Sijbrech, maar zij ziet hier haar kans schoon. Sijbrech
misbruikt het feit dat Jan voor haar is gevallen. Uit alinea 4 kan je halen dat
Sijbrech, Jan mishandeld wanneer zij daar zin in heeft. Jan moet dit dan maar
verdragen, want volgens haar kan ‘reine liefde’ niet vergaan.
Alinea 4: “ Zij heeft een zweep ontboên uit Polen,
die ze bij
haar kammen hangt.
Als haar dan
een lust bevangt,
zegt ze: ‘Jan,
licht op uw zolen,
hippelt
luchtig, onbelaên.
Reine Liefd’
kan niet vergaan! “
b. Leg uit wat Jan en Sijbrecht bedoelen met
de refreinregel ‘Reine liefd’ kan niet vergaan’.
Jan en Sijbrecht bedoelen met ‘Reine
liefd’ kan niet vergaan, dat liefde dat zo puur is en zo echt vol met goede
bedoelingen en de juiste redenen niet kan vergaan.
134
Ik heb geen vrede en ik kan niet strijden,
ik hoop en vrees, ik gloei en ben van ijs.
ik zweef naar boven en ik lig te lijden
ik heb de wereld lief, die ik misprijs !
ik ben verlost en ik kan me niet bevrijden,
ik heb houvast en raak toch van de wijs,
ik voel me levend en gestorven beide:
ach, liefde is zowel hel als paradijs !
Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten,
ik haat mezelf en houd van iedereen,
ik roep om hulp en wil het leven laten,
ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
leven en dood kwelt mij in gelijke mate:
en dit, o liefste, komt door jou alleen !
292
Die ogen zo vol vuur door mij beschreven,
die armen, handen, voeten en gezicht,
waardoor mijn hart soms zózeer werd ontwricht
dat ik met niemand meer kon samenleven,
die haren met een gouden glans doorweven,
die glimlachjes zo warm op mij gericht,
zijn nu vergaan tot stof, dat ergens ligt
en elk gevoel voorgoed heeft prijsgegeven.
En ik, ik leef, maar doodvermoeid en 't leven zat
en zonder 't reddend licht dat op mij wachtte
steeds als de storm mijn schip geteisterd had.
Verdwijn, o liefdeslied, uit mijn gedachten !
Want weg is het talent dat ik bezat:
ik schrijf geen verzen meer, maar jammerklachten
a. Vergelijk deze sonnetten met ‘Mijn lief,
mijn lief, mijn lief’ van P.C. Hooft, dat in het Terzijde bij deze pagina
(Hooft op vrijersvoeten) is opgenomen). Zie je overeenkomsten of verschillen?
Sonnet van
P.C.Hooft. Mijn lief, mijn lief, mijn lief
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief.’ Zo sprak mijn lief mij toe,
dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden
vloeiden mijn oren in, en roerden (’k weet niet hoe)
al mijn gedachten om, staag malend, nemmer moe;
die 't oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden
haar onverwachte reên; en zij verhaald’ het doe.
O rijkdom van mijn hart, dat overliep van vreugden!
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar toen de morgenstar nam voor den dag haar wijk
is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen.
Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan ’t wezen,
het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
Uit sonnet 134 kan ik dat halen uit de
zin:
“ ik huil van vreugde,
ik lach terwijl ik ween,
leven en dood kwelt mij in
gelijke mate:
en dit, o liefste,
komt door jou alleen.”
Uit sonnet 292 kun je dit halen uit de
zin:
“ die haren met een
gouden glans doorweven,
die glimlachjes zo warm op mij gericht,
zijn nu vergaan
tot stof, dat ergens ligt
en elk gevoel
voorgoed heeft prijsgegeven.”
Uit de sonnet van P.C. Hooft kun je dit
halen uit de zin:
“Maar toen de morgenstar
nam voor den dag wijk is, met de
klare zon, de waarheid droef verrezen.”
Er is een overeenkomst qua thema. De voornaamste thema
is heel duidelijk, namelijk de liefde. Wat je ook kan halen uit de 3 sonnetten
is dat er bij alle 3 de gedichten iemand verliefd is maar het een onmogelijke
liefde blijft te zijn.
Een andere overeenkomst is dat het in dezelfde rijmvolgorde geschreven wordt.
Bij sonnet 134 is de volgorde ‘abab’
en bij sonnet 292 zijn de eerste 2 alinea’s op de ‘abba’ volgorde gezet en de laatste twee
weer op ‘abab’. De sonnet van P.C.
Hooft het wat betreft de volgorde van rijmen een groter overeenkomst met sonnet
292 dan met sonnet 134.
Er is
een overeenkomst qua thema. De voornaamste thema is heel duidelijk, namelijk de
liefde. Wat je ook kan halen uit de 3 sonnetten is dat er bij alle 3 de
gedichten iemand verliefd is maar het een onmogelijke liefde blijft te zijn.
b.
Voldoen de sonnetten aan de algemene regels die op de
literatuurgeschiedenispagina ‘Revolutie in de Nederlandse literatuur’ gegeven
worden? Geef argumenten voor je antwoord.
Ja, want een sonnet is volgens de letterlijke definitie:
een gedicht van veertien regels dat in principe gebonden is aan strenge regels
van rijm en structuur. De sonnetten die ik gelezen heb en met elkaar moest
vergelijken bestaan allemaal uit veertien regels en hebben ook regels van rijn
en structuur. Ook is het zo dat in een sonnet vaak een onverwachtse wending aan
het verhaal wordt gegeven. Dit is ook het geval bij de drie sonnetten
hierboven.