zondag 5 oktober 2014

De zwarte met het witte hart



 1)   Waar gaat het verhaal over? Vat het verhaal samen maximaal 20 woorden.
Het verhaal gaat over

2)      Beschrijf in maximaal 100 woorden wat je tijdens het lezen van het boek vond. Had je zin om door te lezen, hoe komt dat volgens jou? Licht je antwoord toe.

Tijdens het lezen van het boek vond ik dat de schrijver het boek zo geschreven heeft dat je ook meevoelt met de twee jongens Kwasi en Kwame. Je gaat je steeds verder afvragen hoe het hen gaat verlopen. In het verhaal kregen de jongens vaak ruzie. Als ze dan ruzie hadden wilde ik bijvoorbeeld weer heel graag dat ze het goed zouden maken en dan samen verder konden zoeken naar wat zij nou echt willen.

3)      De auteur presenteert in dit boek een visie op de werkelijkheid, ‘de idee’. Welke is dat volgens jou en waarom? Licht toe met handelingen of voorbeelden uit de tekst. Maximaal 100 woorden.
Volgens mij probeerde de schrijven met het boek/ het verhaal te vertellen dat men ( maakt niet uit zwart of wit ). Zich wel kan voordoen alsof zij een goeie daad verrichten, maar uiteindelijk blijkt dat die goeie daad zich alleen maar ontwikkelt tot iets wat toch niet zo goed is. Zo zegt een commissaris in het verhaal: ‘Vroeger, toen ik u ( Kwasi ) en Kwame bij uw ouders weg had gehaald, heb ik u de Nederlandse staat als nieuwe moeder voorgesteld. Ik had geen idee dat zij alleen haar eigen kinderen voedt en die van anderen ten vondeling legt.’

4)      In hoeverre vind je deze visie actueel? Kunnen lezers anno 2014 iets opsteken van deze visie? Wat heb jij van het lezen van het boek opgestoken, op welke manier heeft het je aan het denken gezet? Minimaal 50 woorden.
Ik vind deze visie erg actueel en je kunt er zeker nog wat van opsteken. Het boek heeft mij zo aan het denken gezet dat je wel geholpen kan worden om bijvoorbeeld een beter bestaan te lijden, maar je er zelf ook voor moet gaan om het te laten werken en om gelukkig te zijn.

Huygens



Inleiding tot de opdracht
Huygens en het kluchtgenre
Het komische toneel van de zeventiende eeuw is bij onderzoekers decennialang weinig populair geweest. Er bestaat geen recent overzicht van het komische toneel in de zeventiende eeuw; wie een inzicht wil krijgen in het zeventiende-eeuwse klucht- en blijspelrepertoire is nog steeds aangewezen op J.A. Worps onvolprezen Geschiedenis van het drama en van het toneel in Nederland, dat in de jaren 1904-1908 in twee delen werd uitgegeven. Wel zijn er de laatste jaren studies verschenen waarin een deel van het zeventiende-eeuwse repertoire aan een analyse wordt onderworpen (zie Leuker 1992 en Van Stipriaan 1996). Van Leuven Steijn 1991 geeft een, inmiddels enigszins verouderd, overzicht van de stand van onderzoek; een korte populariserende inleiding op de zeventiende-eeuwse komische toneelcultuur biedt Van Stipriaan 1993.
De laatste jaren verschijnen er steeds meer studies die de komische en virtuoze kant van de dichter Huygens belichten. Tineke ter Meer geeft in Snel en dicht (Ter Meer 1991) een boeiende analyse van de puntdichten van Huygens. Ton van Strien gaat in zijn editie van een deel van Korenbloemen(Van Strien 1990) in op Huygens' door duisterheid en dubbelzinnigheid gekenmerkte opvattingen over dichtkunst.

Opdracht
  1. Onderzoek via allerlei naslagwerken, maar zeker ook via internet, het komische toneel van de zeventiende eeuw. Geef de namen van auteurs, stukken, uitgevers en verschijningsdatum.
    Vermeld je zoekstrategie. Zorg voor een lijst van minimaal tien stukken.
    Het doel is een uitputtende opsomming van alle stukken die bij het komisch toneel horen.
    Omschrijf daarbij wat jij tijdens jouw onderzoek onder komisch toneel hebt verstaan.

B.    Leg uit wat een puntdicht/epigram is en geef twee voorbeelden uit het werk van Huygens.
Een puntdicht oftewel een epigram is een gedicht waarbij er meestal woordspeling plaatsvindt en er een “pakkende” gedachte achter zit. Hieronder zie je twee van deze gedichten uit het werk van Huygens:



Dokter
Ik heet wel dokter, maar kon beter raad'zeer heten.
Als ik raad geef, raad ik naar het zeer. Als ik één wens mocht doen,
dan wenste ik een raampje in het menselijk lichaam.
Ik zou menige patiënt weer op de been helpen die ik nu in zijn bed om zeep help.

Waard
Je hebt er, die bij mij zoeken wat ze thuis ook wel zouden vinden,
net zo goed en wel zo netjes. Maar er helpt geen lievemoederen aan,
ze moeten zo nodig in de kroeg zitten. Hoe ze ervoor staan bij het vrouwtje,
daar maal ik niet om; voor mij zijn het waarde(n)vrienden.








C.    Schrijf zelf twee originele puntdichten
Aap
Een aap is een mens met veel haar,
Die hem van top tot teen belaagd.
Het verschil tussen apen en mensen
Zit hem soms minder in het haar dan wel in het lopen.

Bam
een woord, drie letters, snel
heeft de kracht je wereld op zijn kop
te zetten in 1 seconde
Bam.



Handige websites
Koninklijke Bibliotheek (www.kb.nl)
http://www.kb.nl/dichter-op-het-scherm/dichters-uit-het-verleden/constantijn-huygens-1596-1687/tovenaar-met-taal
Literatuurgeschiedenis (literatuurgeschiedenis.nl)
http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/goudeneeuw/auteurs/lgge033.html
Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl.nl)

Waarom worden volgens jou Vondel, Huygens en Hooft nog steeds interessant gevonden binnen de Nederlandse literatuur?”.
Ik denk dat Vondel, Huygens en Hooft nog steeds interessant worden gevonden binnen de Nederlandse literatuur omdat zij met hun werken en manier van denken veel mensen hebben beïnvloedt en hebben laten zien dat je niet altijd de regels van toentertijd qua literatuur hoeft te volgen.

Pieter Corneliszoon Hooft



Pieter Corneliszoon Hooft
1. Wat waren de belangrijkste ideeën die Hooft met zijn werk wilde uitdragen? Noem er drie.
    * In de tekst staat dat Pieter Conerliszoon Hooft vond dat: “Leidinggevenden het landsbelang boven eigenbelang moeten stellen en hun ondergeschikten goed zouden moeten behandelen”.  Dit houdt in dat Hooft vond dat je als leider nooit jezelf of je eigen belangen voorop moest stellen maar de belangen van het land. 
    * Ook kun je uit de tekst halen dat Pieter nog enthousiaster werd toen hij bij zijn bezoeken in Italië en Frankrijk de kunst van de renaissance en de oudheid leerde kennen zoals hij dat nog niet kende. Toen Corneliszoon weer terugkwam in Amsterdam vond hij dat Nederland hier een voorbeeld aan moest nemen dus legde hij zich toe op modernisering van de Nederlandse literatuur.
    * Als laatste heb ik uit de tekst kunnen halen dat Pieter Hooft vaak verliefd was en alle gevoelens tussen wanhoop en geluk bij hem te vinden waren. Dit uitte hij dan ook in zijn werken.
2. Lees het Deuntje, op deze pagina, dat begint met ‘Als Jan Sijbrecht zou belezen’.  ( Zie “deuntje “ hieronder )

Deuntje
Op de wijs: Si c’est pour mon pucellage

Als Jan Sijbrech zou belezen
en haar sprak van liefde an,
zei ze: ‘Ja, maar Janneman,
zou het Reine Liefde wezen,
die gij mij geeft te verstaan?
die…verstaan: Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

‘Reine Liefd’ van d’allerreinste’,
zeid’ hij, ‘Sijbrech, bolle meid!’
‘Wel’, zei zij, ‘dat’s goed bescheid,
’t huw’lijk is op ’t allerheinste,
Jan, ik wil ’t met u bestaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Vijftig builen in twee slagen
smeet hem laatst de boze feeks
met een wakk’re sleutelreeks.
Als hij toen began te klagen,
zei ze: ‘Jan, wat gaat u aan?
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Zij heeft een zweep ontboên uit Polen,
die ze bij haar kammen hangt.
Als haar dan een lust bevangt,
zegt ze: ‘Jan, licht op uw zolen,

hippelt luchtig, onbelaên.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Jan bestond zijn wijf te vragen:
‘Was het u al Reine Liefd’?’
Sijbrech zeide: ‘Ja ’t ontdieft!
Daarom moet gij mij verdragen
als ik lust heb wat te slaan.
Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

‘Wel, verdraag dan ook mijn smijten’,
zeide Jan, en stelde doe
ook een bos met sleutels toe.
En als zij begon te krijten,
kreet hij daar weer tegen aan:
‘Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

Wildij Reine Liefd’ doen duren?
Voegt er Reine Liefde bij,
want de Liefd’ aan ene zij
kan in korte tijd verzuren.
Hangt ze beide zijden aan:
Reine Liefde’ kan niet vergaan!


a. Omschrijf kort (in maximaal 100 woorden) de rol van Jan en de rol van Sijbrech in dit lied.
 
In dit lied gaat het over een jongeheer Jan en een mooie dame Sijbrech. De jongeheer is hartstikke verliefd op de mooie dame Sijbrech, maar zij ziet hier haar kans schoon. Sijbrech misbruikt het feit dat Jan voor haar is gevallen. Uit alinea 4 kan je halen dat Sijbrech, Jan mishandeld wanneer zij daar zin in heeft. Jan moet dit dan maar verdragen, want volgens haar kan ‘reine liefde’ niet vergaan. 
Alinea 4: “ Z
ij heeft een zweep ontboên uit Polen,
                           die ze bij haar kammen hangt.
                           Als haar dan een lust bevangt,
                           zegt ze: ‘Jan, licht op uw zolen,
                           hippelt luchtig, onbelaên.
                           Reine Liefd’ kan niet vergaan!
 b. Leg uit wat Jan en Sijbrecht bedoelen met de refreinregel ‘Reine liefd’ kan niet vergaan’.
Jan en Sijbrecht bedoelen met  ‘Reine liefd’ kan niet vergaan, dat liefde dat zo puur is en zo echt vol met goede bedoelingen en de juiste redenen niet kan vergaan.
3. Ga naar http://home.hetnet.nl/~corpetrus/dichters/FrancescoPetrarca.htm en lees sonnet 134 en sonnet 292.

                          
                                        
134 
Ik heb geen vrede en ik kan niet strijden,
ik hoop en vrees, ik gloei en ben van ijs.
ik zweef naar boven en ik lig te lijden
ik heb de wereld lief, die ik misprijs !

ik ben verlost en ik kan me niet bevrijden,
ik heb houvast en raak toch van de wijs,
ik voel me levend en gestorven beide:
ach, liefde is zowel hel als paradijs !
Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten,
ik haat mezelf en houd van iedereen,
ik roep om hulp en wil het leven laten,

ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
leven en dood kwelt mij in gelijke mate:
en dit, o liefste, komt door jou alleen !



292
 Die ogen zo vol vuur door mij beschreven,
die armen, handen, voeten en gezicht,
waardoor mijn hart soms zózeer werd ontwricht
dat ik met niemand meer kon samenleven,

die haren met een gouden glans doorweven,
die glimlachjes zo warm op mij gericht,
zijn nu vergaan tot stof, dat ergens ligt
en elk gevoel voorgoed heeft prijsgegeven.

En ik, ik leef, maar doodvermoeid en 't leven zat
en zonder 't reddend licht dat op mij wachtte
steeds als de storm mijn schip geteisterd had.

Verdwijn, o liefdeslied, uit mijn gedachten !
Want weg is het talent dat ik bezat:
ik schrijf geen verzen meer, maar jammerklachten

a. Vergelijk deze sonnetten met ‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief’ van P.C. Hooft, dat in het Terzijde bij deze pagina (Hooft op vrijersvoeten) is opgenomen). Zie je overeenkomsten of verschillen?

Sonnet van P.C.Hooft. Mijn lief, mijn lief, mijn lief
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief.’ Zo sprak mijn lief mij toe,
dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden
vloeiden mijn oren in, en roerden (’k weet niet hoe)
al mijn gedachten om, staag malend, nemmer moe;
die 't oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden
haar onverwachte reên; en zij verhaald’ het doe.
O rijkdom van mijn hart, dat overliep van vreugden!
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar toen de morgenstar nam voor den dag haar wijk
is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen.
Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan ’t wezen,
het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
Uit sonnet 134 kan ik dat halen uit de zin:
                    “ ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
                       leven en dood kwelt mij in gelijke mate:
                       en dit, o liefste, komt door jou alleen.”

Uit sonnet 292 kun je dit halen uit de zin:
                    “ die haren met een gouden glans doorweven,
                       die glimlachjes zo warm op mij gericht,
                       zijn nu vergaan tot stof, dat ergens ligt
                       en elk gevoel voorgoed heeft prijsgegeven.”

Uit de sonnet van P.C. Hooft kun je dit halen uit de zin:
                    “Maar toen de morgenstar nam voor den dag wijk         is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen.”



Er is een overeenkomst qua thema. De voornaamste thema is heel duidelijk, namelijk de liefde. Wat je ook kan halen uit de 3 sonnetten is dat er bij alle 3 de gedichten iemand verliefd is maar het een onmogelijke liefde blijft te zijn. 
Een andere overeenkomst is dat het in dezelfde rijmvolgorde geschreven wordt. Bij sonnet 134 is de volgorde ‘abab’ en bij sonnet 292 zijn de eerste 2 alinea’s op de ‘abba’ volgorde gezet en de laatste twee weer op ‘abab’. De sonnet van P.C. Hooft het wat betreft de volgorde van rijmen een groter overeenkomst met sonnet 292 dan met sonnet 134.


Er is een overeenkomst qua thema. De voornaamste thema is heel duidelijk, namelijk de liefde. Wat je ook kan halen uit de 3 sonnetten is dat er bij alle 3 de gedichten iemand verliefd is maar het een onmogelijke liefde blijft te zijn.

b. Voldoen de sonnetten aan de algemene regels die op de literatuurgeschiedenispagina ‘Revolutie in de Nederlandse literatuur’ gegeven worden? Geef argumenten voor je antwoord.
Ja, want een sonnet is volgens de letterlijke definitie: een gedicht van veertien regels dat in principe gebonden is aan strenge regels van rijm en structuur. De sonnetten die ik gelezen heb en met elkaar moest vergelijken bestaan allemaal uit veertien regels en hebben ook regels van rijn en structuur. Ook is het zo dat in een sonnet vaak een onverwachtse wending aan het verhaal wordt gegeven. Dit is ook het geval bij de drie sonnetten hierboven.